Henry werd geboren met de spreekwoordelijke gouden schoentjes aan — al bleek later dat het eigenlijk platina was, met diamanten gespen. Zijn wieg stond niet in een ziekenhuis, maar op het dek van een privéjacht, ergens tussen Monte Carlo en een fiscale vrijhaven. Geld? Daar had hij nooit gebrek aan. Hij dacht lange tijd dat “overleven” een exotische hobby was voor mensen zonder trustfonds.

Op zijn twintigste, nadat hij drie studies had afgebroken zonder ooit een boek open te slaan, vond zijn vader het tijd dat hij de wereld leerde kennen. “Ga iets beleven, jongen. En als je jezelf verliest, stuur een kaartje.” Dus vertrok Henry, op kosten van het familiekapitaal, met een koffer vol creditcards en een lijfwacht die ooit stuntman was in een slechte actiefilm.

Maar het verhaal begint pas écht jaren later, wanneer een bejaarde Henry besluit dat zijn leven verfilmd moet worden, maar dan eerst opgeschreven. Enter: twee verslaggevers van bedenkelijk niveau. De een lijdt aan chronische zelfoverschatting, de ander aan alles wat met discipline te maken heeft. Samen moeten ze orde scheppen in Henry’s leven vol diplomatieke blunders, tropische romances en minstens één keer dat hij dacht de paus te zijn.

Wat volgt is een dolkomische achtbaan van misverstanden, geheime dossiers, gefrituurde documenten en een ongepland huwelijk in Las Vegas. De zoektocht naar Henry’s ware verhaal ontspoort in een reis vol hilariteit, schandalen en net iets te veel cocktails.

Een roman voor iedereen die houdt van chaos, charlatans en chique onbenullen.